![]() |
In 1941 verscheen bij uitgeverij Mees
in Santpoort de in het Nederlands geschreven roman `Edema's roman van het
Groninger Hoogeland'. Met zijn 330 bladzijden het omvangrijkste werk van de
in Stedum woonachtige
schrijfster Sien Jensema (1896-1994) die in ons gewest beroemd werd vanwege
haar onnavolgbare boeken in de Groningse streektaal: Berend Kopstubber,
Hidde Betuun, Oelenspaigel ien Stad en Ommelaand, Aalbert en Ruth.
Daarnaast schreef zij Groningse gedichten en korte verhalen en het vervolghoorspel 'Bie ons op Houkshorn'.
Voor haar werk ontving ze de Culturele Prijs voor Letterkunde van de provincie Groningen en de Literaire Pries van de Stichting t Grunneger bouk.
In het decembernummer van het
tijdschrift "Dorp en Stad' schrijft Kornelis ter Laan over dit boek: 'Dizze
klaaine wereld wordt aans zuver noa woarhaid veursteld: zo as `t volk mit
nkander omgaait, en mit Boer en Vraauw, en mit peerdenbaisten; zo as `n
grode boerenploats `n keunenkriek is. As dit ales nou ais verteld was in de
toal dij op dij boerenploats sproken wordt en dij bie dat korenveld heurt!
Hollanders maggen ook wel wat gouds over ons lezen, mor nou mos dizze
aigenste schriefster heur bouk nog es overzetten in goud Hogelandsters!'
In plaats van met het vertaalwerk te beginnen, schreef Sien Jensema een ander boek over het leven op een Hogelandster boerenplaats 'Hidde Betuun'. Toch is de verzuchting van de nestor van de Grunneger Beweging niet tevergeefs geweest. Zeventig jaar na dato gaat de wens van Ter Laan alsnog in vervulling. Het tweetal Middelstumer schoolmeesters Kees Reinders en Fré Schreiber is er na jarenlange arbeid in geslaagd de oorspronkelijke tekst te bewerken en over te zetten in Hogelandster Groningers.
![]() |
De bekende illustratrice Jantje
Wierenga-Frik uit Leermens werd bereid gevonden het boek te verluchten met
meer dan 150 tekeningen.
Aan de tekst zijn een voorwoord, een verantwoording en een
levensbeschrijving van Sien Jensema toegevoegd. Minder bekende woorden en
uitdrukkingen worden in de kantlijn vertaald of toegelicht.
![]() |
Sien Jensema had een paar scherpe ogen, een goed gehoor en bovendien een
ijzersterk geheugen. Er is haar niets ontgaan van al wat op een grote
boerderij voorvalt. De indrukken uit haar jeugd geeft ze weer in haar
verhalen. Vaak gaat het over heel gewone dingen en al lezende zien we het
gebeuren op de boerderij in alle seizoenen aan ons voorbij trekken. Daardoor
is het verhaal niet alleen een roman, maar ook een kroniek van een tijd die
voorbij ging, waarin de samenleving nog overzichtelijk was en door tradities
werd beheerst. Het verhaal speelt in de kleine vredige wereld rondom Stedum
in de 2e helft van de 19e eeuw. De bezigheden worden door de seizoenen
bepaald en door het weer, dat nooit het zelfde is en altijd is er de wind,
soms suizend in de boomtoppen, dan weer beladen met regen en hagel.
In jaargang 1966 van het tijdschrift Twijspaalk' stond te lezen: `In heur waark het ze aaltied west dij ze is: `n boerendochter van `t Hogeland, mit n poar schaarp zainde ogen en `n mond dij geern noar lagen staait. Laiver noar lagen as noar proaten. Zo is ook heur waark. Ales van `t boerenlevent, zo as zai zulf dat zain en mitmoakt het, zit t'r in.'
|
|
Het boek wordt genaaid, gebonden uitgevoerd. Het wordt in A4 formaat gedrukt op 100 grams papier en gezet in het lettertype Century Schoolbook. Het drukwerk wordt vervaardigd door drukkerij Sikkema te Warffum, waar ook de vormgeving is verzorgd.
Het bindwerk is van boekbinderij Witlox to Groningen.
Het aantal pagina's bedraagt 196.
Dit boek wordt eenmalig uitgegeven zonder winstoogmerk. Het is verkrijgbaar
bij voorintekening door bijschrijving per exemplaar van €19,50 op
bankrekeningnummer 12.13.32.888 t.n.v. Stichting Uitgaven Noord-Groningen.
De voorintekening sluit op 15 mei.
Vermeld bij de omschrijving op het
overschrijvingsformulier uw volledige naam, adres, postcode en woonplaats,
zodat we u de genummerde bestelkaart kunnen toesturen.
Tegen inlevering van deze kaart kunt u het (de) bestelde exemplaar (ren) in
ontvangst nemen. U krijgt bericht van de data en de plek in Middelstum waar
het boek kan worden afgehaald.
Toezending per post is ook mogelijk,
uiteraard tegen vergoeding van de verpakkings- en verzendkosten. Indien u
hiervoor kiest, dient u per exemplaar een bedrag van €27,25 over te maken op
bankrekeningnummer 12.13.32.888 t.n.v. Stichting Uitgaven NoordGroningen.
Voor de snelle besteller:
Bij de verhuizing van RTV Noord in 2005 vond Fre Schreiber tussen het oud
papier een doos met uitgeschreven afleveringen van het hoorspel `Bie ons op
Houkshorn' van Sien Jensema. Gretig redde hij een stapel en ontdekte
vervolgens dat het hoorspel nog wel in herinnering voortleeft, maar nergens
wordt vermeld. U krijgt nu de kans. Ter gelegenheid van het uitkomen van
`Edemoa's' verschijnt eenmalig in brochurevorm de eerste aflevering van het
toentertijd razend populaire vervolghoorspel `Bie ons ien Houkshorn' in de
spelling zoals Sien Jensema die destijds gebruikte.
Let op: De uitgave komt niet in de handel, alleen `vergees' voor de eerste
vijfhonderd bestellers van`Edemoa's'.
|
Stukje ien t veuren
Dou ‘Edema's, roman van het Groninger Hoogeland’ ien 1941
oetkwam bie oetgeverij v/h C.A. Mees ien Santpoort, ston wereld ien braand.
Doar is ien tekst van Sien Jensema niks van weerom te vienen. Duutse
bezedder haar nog nait recht grip op Neder¬lanze kultuur, Kultuurkammer haar
nog nait overaal t eerste en leste woord, schrievers en dich¬ters haren nog
wat vrijhaid.
‘Edema's’ speult ien lutje vredege wereld ronnom Steem ien tied veurdat
gevolgen van grode veranerns goud deur¬drongen wazzen op t Hogelaand. t
Aanbegun is ter as t spoor van Stad noar Delfsiel ook bie Steem laans komt,
mor dat let t loug nog mit vree, stoatsion ligt n ìnd boeten t dörp en zo
blift grode wereld nog op ofstand.
Nikloas Griep (schoelnoam veur Jelte Dijkstra) schrift ien nummer 7-8 van t
Maandblad Groningen over 'Edema's’: ‘Het was bekend, dat dit werk op stapel
stond en we wachtten in spanning de verschijning af. De prachtige, gave,
groote novelle in 't Groninger dialect, ‘Berend Kopstubber’ en andere
vertellingen van de schrijfster hadden ons haar schrijverstalenten reeds
getoond. In deze Nederlandsche roman heeft zij geen dialect gebruikt, zooals
dikwijls in streekromans wel gedaan wordt - om welke reden dan ook.
Er is overeenkomst en verschil tusschen ‘Edema's’ en ‘Kopstubber’. De zachte
humor van het laatste schijnt in ‘Edema's’ onderdrukt, maar het berustend
beschouwende, de uitbeelding, de visie op 't leven en 't landschap zijn hier
in de Nederlandsche roman nog dieper en inniger gegeven in sobere, krachtige
taal, die een sfeer schept van ingehouden kracht, zooals we die aantreffen
in de goede Noorsche werken. De schrijfster blijft overal ‘meester’ van zich
zelf; ze laat zich nergens uitbundig gaan en is in de beheersching van haar
kunst een ras-echte dochter van het Groningsche Hoogeland. Ze kent door en
door de karakters op en om de groote landbouwbe¬drij¬ven en ook deze
bedrijven zelf, maar ze ‘neemt afstand’; ja soms lijkt het ons, of ze enkele
gedeelten wat al te lang in zich gedragen heeft, voordat het boek geboren
werd, zoodat we de warmte eerst voelen, als we tot de kern doordringen.
Nu - dat is de moeite waard! Als we aan 't einde de statige geschiedenis der
geslachten, het komen en gaan van de seizoenen overschouwen, dan nemen we
het gedegen werk nog eens op en herlezen peinzend de gedeelten, waar een
vluchtige lezer overheen vlindert, maar die rust geven en stil vertrouwen in
het strijdend, bewogen menschenleven. Een vlak verhaaltje met een lokaal
kleurtje is deze roman geenszins; hij graaft dieper en men zal hem na een
eerste lezing niet voorgoed terzijde leggen. ‘Begrijpen en vertrouwen in
geduld’ zouden we de achtergrond van alle gebeuren willen noemen.
‘Jan Gerrit zei: Gerrit Jan zoekt naar een vervulling; het zal wel komen,
wij moeten geduld hebben’. En zie, aan 't eind komt de opbeuring vol
levenswil: ‘Gerrit Jan liep zingend achter de paarden en hij zong omdat hij
zingen moest, omdat de levensvreugde de somberheid van zijn eerste jeugd had
overwon¬nen’.
Jacques van Looy zei eens, dat het begin, de opzwaai van een verhaal - lang
of kort- zovéél kon zeggen omtrent de sfeer van het boek. Dat is ook hier 't
geval. ‘Wendel's geboorte. Uit de vlucht van de vogels had men voorspeld,
dat de winter streng zou zijn. Toch bleef tot ver in November het weer
zacht, het was een stil heenglijden naar de donkerste dagen van het jaar.’
Ziedaar ineens de stemming aangegeven, peinzend, met een waasje van
geheimzinnigheid, zooals een nevel de kloeke dijk en de kloeke polders
versluiert.
Het boek is wel-is-waar een ‘streekroman’ (en neemt als zoodanig een zeer
eervolle plaats in), maar gaat door de dichterlijke geest en de algemeene
levensvisie, die het schie¬p, daar toch ook ver boven uit. Het is er rijker
en blijven¬der door, ook als de mode der streekromans voor een andere heeft
plaats gemaakt. De Groningers mogen dat ernstig waarderen!’
Ien desemmer¬moand van 1941 schreef Knelis ter Loan ien ‘Dörp & Stad’ over ‘Edema's’:
"Dat is 't daarde boerenbouk in ain joar en weer knap spul. Oet Steem; 't
staait ter nait bie, mor de graftombe in de kerk zegt dudelk genog, wat
laand dat 't is. Laand, ja laand bie zummer en bie winter, as 't in zaaitied
en ien maaitied is: al weer, hou mooi is dat laand, bie ale kleuren van
locht en van 't veld, bie snij en bie blui van 't gewas; is ter wel ain, dij
dat laand ooit zo fris oettaikend het? En op dat laand ain boerengezin; niks
meer as ain: voader en moeke en twij kinder. Aal 't aander is ter mor om tou.
Nou is ter bie ons 'n bult goud volk. Mor lopen toch ook wel minnen onder,
bie boeren en bie aandern. Mor nait in dit bouk, hier binnen allain mor
goien; der gebeurt nou letterliek niks, dat nait deugt. Nou, der is toch al
ielinne genog in de wereld.
Dizze klaaine wereld wordt aans zuver noa woarhaid veur¬steld: zo as 't volk
mit nkander omgaait, en mit Boer en Vraauw, en mit peerdenbaisten; zo as 'n
grode boerenploats 'n keunenkriek is.
Ook dit bouk is 'n aanwinst. En ook hier is 't dudelk: as dit ales nou ais
verteld was in de toal dij op dij boerenploats sproken wordt en dij bie dat
korenveld heurt! Hollanders maggen ook wel wat gouds over ons lezen, mor nou
mos dizze aigenste schriefster heur bouk nog es overzetten in goud Hogeland¬sters!’
Ien stee van omtoalen van Edema's schreef Juvver Sien n aner bouk over t
levent op n boerenploats ien t laand van zoepenbrij en reben kees, zoas zai
t Hogelaand nuimde. Dat was ‘Hidde Betuun’ en kwam oet ien 1952.
‘Edema's’ is Sien Jensema heur dikste bouk. Zai kon meroa¬kel best
vertellen, benoam as t ging over heur kienertied op Vledderbos, ploats van
voar Jensema tussen Steem en Loppersom. Wereld was dou nog luddek en sums
pruif ie n beetje weemoud om wat west het en nait weerom kommen zel,
aalhouwel zai best wait, dat ie t olle nait vaasthollen kinnen en dat t nije
nait op te muiten is. Sien Jensema het n schaarp gezicht en n goud geheur
had veur wat om heur tou gebeur¬de. Iendrukken en beelden van heur
kienerjoaren het zai meroakels goud vaast¬hol¬len. Dat beeld van t levent
ien en om t ol loug het zai mit kennes en laifde veur ons vaastlegd. Zo
kinnen wie weerom kieken ien wereld van ons over¬grootollen. ‘Edemoa's’ holt
om en bie t midden tussen n roman en n kreniek.
Jaan Gerriet en Gittje, Wennel en Gerriet Jaan, groot¬knecht Gaarmt en
schoap¬vint Pait, boaker Grait, köster, meneer Rudolf en ome Jokkop worren
sekuur en ien daibe ainmoud oettai¬kend mit aal heur bliedschop en verdrait.
‘Edemoa's’ is t verhoal van n lutje gemainschop van lu dij zicht hemmen op
heur aigen stee ien tied en terdietsie. Dat geft zin aan heur bestoan, zo
hollen zai mit nkanner soamenle¬ven ien stand, dij aan elk n zin- en eervol
stee geft.
Edemoa-heerd is n dikke ploats van om en bie dareg of viefendareg bunner
baauw- en gruinlaand. t Levent gaait op en deel mit tieden van t joar. Aal
weer vernijs plougenzaai¬en en zichtenminnen, aalweer vernijs haarsdaag en
wintertied, veu-joarsdaag en zummer. Aal doag hemmen lu mit t weer van doun
en dat is nimmer en nooit t aigenste en aait is ter wiend, sums as n zuchtje
dij deur toppen van bomen ruzzelt en bie zetten mit regen en störm, dij
wereld om roak tamtaaiern.
Noa zeuventeg joar is ‘Edema's’ bewaarkt en omtoald ien t Hogelandsters. As
leesders der krekt zoveul oareghaid aan hemmen, as wie ien joaren dat wie
der mit aan loop wazzen, din is ons waark goud beloond.
Wie wazzen aibels blied, dou Jantje Wierenga-Frik oet Leerms touzegde, dat
zai wel n stuk of minneg taikentjes moaken wol veur ‘Edemoa's’. Zai haar der
ale oareghaid aan en dat was van dij gevolgen dat ter meer as honnerdviefteg
ploatjes ien t bouk stoan.
Vernuvert joe der mit!